Maar liefst 1 op de 10 werknemers in Nederland is 60 jaar of ouder en zal binnen nu en 7 jaar met pensioen gaan. Daarmee verliest Nederland een waardevolle groep werknemers in een zeer krappe arbeidsmarkt.En hoewel iedereen na een lange loopbaan van het pensioen mag genieten, zijn er ook werknemers die helemaal niet willen stoppen.

Willen en Kunnen Doorwerken

Uit onderzoek blijkt dat 4 op de 10 AOW’ers wel weer betaald willen werken. Voor werkgevers die verder kijken dan de AOW-leeftijd is een groep van 200.000 ervaren werknemers beschikbaar die in deeltijd zou willen werken. In deze krappe arbeidsmarkt is het daarom belangrijk om met gemotiveerde werknemers in gesprek te gaan over langer doorwerken.

Voordelen voor Werkgevers en Werknemers

Zo behouden bedrijven kennis en ervaring. En hoeven zij misschien minder nieuwe medewerkers te werven. Ook zijn er andere voordelen. Zo zijn de werkgeverslasten lager en de verplichtingen voor doorbetaling bij ziekte minder zwaar.

Oproep aan Werkgevers voor Gesprekken

Minister Van Gennip: "In deze krappe arbeidsmarkt hebben we iedereen nodig. Werknemers die na de AOW willen doorwerken zijn daarom enorm waardevol. Zij bieden werk- en levenservaring aan bedrijven en dragen nog steeds bij aan de samenleving. Het is een win-winsituatie. Daarom roep ik organisaties op om met werknemers die willen werken na hun AOW in gesprek te gaan."

AOW-leeftijd Bereikt, Maar Werk Gaat Door

Het bereiken van de AOW-leeftijd is voor veel mensen een mijlpaal. Ook voor Tineke de Graaf. Toch is ze blij dat ze bij Ambion, een samenwerkingsverband van 24 openbare basisscholen, nog ruim een jaar kan doorwerken als coördinator van de Ambion Academie.

Sommige werknemers zijn niet te stoppen

Het bereiken van de AOW-leeftijd betekent niet meteen dat werknemers niet meer zouden willen doorwerken. Met ‘Sommige werknemers zijn niet te stoppen’ spoort het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid werkgevers met tips en inspiratie aan om in gesprek te gaan met collega’s die de pensioenleeftijd naderen.

Bron: Rijksoverheid.nl